30.8.06

dyor proloog

als we over het landschap zouden kunnen vliegen , zou het ons opvallen hoe rustig en stil alles wel bleek. Gehavend, gestreden. Waar eens culturen leefden. zwerfden nu maar enkele creaturen rond zonder doel. overlevend van wat de dag hen brengen kwam.
de zon leek eveneens moe, groot en rood.. laag hing zij over het land, de bergen grauwbeige kleurend..
voor zij die meer voelden dan zagen, was er een zwakke nuance aanwezig van grootsheid, van wat was en wat zou kunnen komen.. de strijd is beslecht en gestreden , doch nog niet helemaal.
hier en daar sluipt een oude figuur rond, eenzaam en gebogen. Ze houden zich afzijdig van de anderen, zijn als de wereld: oud en gebroken. De meest overlevenden merken niets van de buitenwereld, genesteld tegen hun vuren.
Zij hebben de verhalen gehoord van hun voorvaderen, verhalen van strijd en vernieling, het vuur van oorlog en haat. De liefde is nog onder hen, maar heel zwak. bevroren, als wachtende op ontdooiing.
verder vliegen we. door bergen en kale vlakten, her zien we tekenen van leven. dieren en wezens, als schaduwen tegen de rotsen genesteld. bang voor de lucht.
enkele ruige mannen kijken op, zijn hun moed nog niet kwijt en blijven de hemelen uitdagen, alsof het hun natuur is om dit te doen. Ze zijn verdrietig en verloren.
De bomen kraken dor, velen sterven en steeds minder worden groter dan zij die vergaan.
Het land is moe, en wacht.. op zijn einde.
voorbij een berg, een beek , een dorp. Het is avond.
twee mensen zitten tegen elkaar genesteld. Weg van de anderen zitten zij te dromen. De visioenen die ze krijgen zijn sterker dan ooit , nu het kind dat in hen groeit bijna geboren zal worden. Zij zijn droef, maar ook zielsgelukkig. Hoop groeit in hen.
Hun dorp ligt op de voet van een berg. De huizen zijn wit, tegen elkaar genesteld. Vele dieren grazen in aanliggende weien, de oogst was uitzonderlijk dit jaar. Vele naburige stammen zijn hier komen wonen om te delen in de weelde. Voorzichtig, wordt er gelachen.
Boven hen, in de lucht , voorbij de kleurige avondschemering loeren kwade ogen gretig naar benee. In hun kolossale constructies tastten hun geesten de wereld af , op zoek naar een vorm van oppositie. Sterk zijn zij geworden. Vele vijanden hebben zij doen buigen, maar hun grootste angst huist nog steeds daar beneden. De machten van dyor zijn doorheen de jaren gebroken en uiteen getrokken. De Algaidir en de Balans kunnen elk moment neerdalen en alles verwoesten. Zoals ze lang geleden hebben gepoogd. Maar steeds weer was er die macht, die hen tegen de grond duwde, zij die almachtig dienden te zijn en alwetend, kinderen van deze planeet zelve, zij zouden moeten weten. Maar ze wisten niet alles, tegenstand kwam uit een klein hoekje, meermaals hen dwingend zich te verwijderen van de planeet.
Een krijger voelde iets, hield zich afzijdig van zijn broeders, nestelde zich in zijn eigen vertrekken.. hij zou de eerste zijn om neer te dalen en de nieuwe bedreiging gevangen te nemen en mee te nemen naar hun kant. Ze zouden niet nog eens de fout maken haar te laten ontglippen. Deze keer moesten ze ze levend vangen.
En snel, want haar aanwezigheid zouden de vijanden wakker schudden en samenbrengen. Men wist niet genoeg van de mensen van nu om hen te onderschatten.
De wereld was al eens gebroken, maar de mens had zich voldoende hersteld. alsook de vele anderen die de planeet bewandelden. diep spritueel moest de vijand graven om het ware gelaat van de oppositie naar boven te krijgen, en het voorgoed te elimineren. De Balans wilde de vernietiging ervan, de Algaidir wilde de controle erover. Hun broeders die gebleven waren zijn nu quasi uitgestorven, enkelen bleven nog rondzwerven en bezaten nog voldoende gaven en magie om de nakomelingen te leiden.
Het was voor iedereen zoeken naar de steeds ontglippende waarheid omtrent deze wereld. zelfs voor zijn eigen kinderen geboren uit haar vuur en magie, om haar te dienen.. Wie stond aan de drempel van de creatie ervan? Wat was zijn doel. Vijand noch vriend wist het.. Men moest zoeken in de archieven, delven onder de aarde, ginds gaan en delven. niet doden. Zo was zijn mening. maar zolang er de kans bestond dat haar magie kon ontluiken hadden ze geen vaste bodem.
Ver beneden, werd een kind geboren..
En alles kwam in beweging..

28.8.06

de zoomer was zoo

27.8.06

Chocoladeschizofrenie

Hageslag of cacaofantasie
Ben ik genoeg, ben ik voor voldaan
Kan ik verder, kan ik stromen
oppassen voor de cacaopolitie
of blijf ik immer gaan
dromen op chocoladeschizofrenie

21.8.06

front page

druppels, raam. binnen sta ik nu al een tijdje droog te wezen.
de middag betekent wat hij is. nu gebeurt.
dat is anders dan anders
anders is wat is niet vaak hetgeen gaande is
maar een vage schim
een herhaling van het binnesluipende gevoel van verraad en schandaal
het leven lijkt een vleesmolen voor wie erin wil springen
en een bron van puur geluk voor zij die hemden strijken
kleuren kunnen mooi en realistisch zijn, zoals grijs
maar vandaag vroeg tuur een geel rietje
dat vond ik danig bijzonder. Hij sliep lang vanmiddag,
De bui bleef niet eeuwig hangen en we zijn even hoekje om gelopen.
Ondanks mijn vrees voor natte tenen zijn ze weggebleven.
Goede schoenen kunnen wonderen doen.
toch was het koud en kil en loenst de herfst jaloers tussen het nog aanwezige groene bladerdek,
als een gargamel die naar smurfen nukkig loenzen kan.
Maar tuur walst zich erdoor, door de dogfights van het gemoed en het wezen.
hij ging slapen en smeekte me te blijven, hem vergezellend naar dromenland. om zeker te zijn dat ik stiekem niet zou wegglippen pakte hij mijn hand beet.
Zo'n momenten geven een vreemd gevoel van besef, van tijdloosheid.
Alleen en toch niet alleen
zo vreemd, wat is alles? waar ligt het nut der dingen, de harmonie van alles? Zijn we in staat om deuren te verbrijzelen en ons bewustzijn een verrijkende omgeving te bieden, waar alles aanvoelt en stimuleert. Waar een bloem een vriend kan zijn en een baksteen een stuk dankbaarheid betekent? Waar geen domme dualismes ons het hoofd bieden, waar de vraagtekens die ons het hoofd bieden zich uitsluitend richten tot de wijdsheid van het universum? Wat als die ster daar in de hoek morgen eens op bezoek wil komen, heb ik dan genoeg eten in huis. Gastvrijheid en openheid tot voorbij het uitdeinende van het universum. Waar een fysicus beeldwerken maakt in parken, curves en bogen die de dag erna tot leven zijn gekomen en vedwenen, om te dansen van dakgoot tot goot en een trilling van een vioolsnaar hen stiekem begeleid , stiekem sluipend als een verlegen jongen die een avontuur buitenshuis beleven wil.
Soms is het vreemd om weer te keren naar wat was, zelfs het idee dat het soms gebeurt. Soms is alles gewoon altijd anders bij elk ontwaken, is het besef van realiteit gewoon zoek en blijft er een gevoel van apartheid over, losgekoppeld geavonturier los van het hier en nu.
Alsof alles gebeurt in de achterkamer van mijn hoofd en bewustzijn. Het kamertje waar de club van vllijtige pokeraars smog uitblazend hun kaarten neerleggen op een tafel met een groen laken. ga ik daar soms heen ? Verstopt voor mezelf, voor het alles
is er een verschil tussen het zelf en het andere? is er nog iets dat los is van alles, van alle bewustzijn dat een mens in een leven hebben kan? En stel dat het zo is, zou het wat uitmaken dat te beseffen of is het juist de schoonheid van die stiekeme kennis te behoeden van ontdekking? Stel dat er plaatsen zijn waar niets zich inleven kan , die ook geen enkele band hebben met de realiteit en van zodra er aandacht op gevestigd wordt deze opdoekt. Het mysterie hoog in het vaandel houden, of juist het onderscheid mijden tussen bekend en onbekend, eerder zoeken naar een gevoel van alomvattendheid,alle gevoel en twijfel op een hoopje. het leven is een hoopje allesomvatendheid , verbonden door elektronenbanen die je doen reageren en je informatie verschaffen. In dit hoopje 'zijn' gaan zich vast wel ongestructureerde samentroepende gewaarwordingen bevinden, die zich niet verzoenend kunnen isoleren van het alles. We kunnen een poging doen niet te gissen.
zo zie ik het nu en morgen weer anders. Want morgen is geen terugkeer naar wat is, want alles is en ook niet. met en zonder nut en besef gaat het er aan toe. Elke dag is anders, los, heimelijk en verstoten. een koerier die een boodschap draagt die hij niet kent. of vergeten wil. Of door anderen uit het geheugen gewist is. En op een gegeven moment in de tijd zal hij arriveren, zal hij herkennen en beseffen, de poorten gaan open en hij zou weer weten wat zeggen en doen. Of hij zou sterven en geleefd hebben naar de mogelijkheid van meer in het domein van het onbekende, ondoorgronde. Bewust of niet, we zullen al dan niet beseffen wat er schuilt achter het doek. niet zeker is het, maar het kan daar de gedachte ontstaat. Het universum groeit alsook wij dat doen, daar waar de grens tussen het gekende en het onbekende mensen herbergt, daar zal ik wezen. Kom me daar maar opzoeken, al ware het maar voor een keer. Alhoewel, ik zou me een verrader voelen. Misschien moest ik dit alles maar wissen..

8.8.06

tijden van weleer deel 2

En toen was het zondag. De zondagen in de Sint Pieterstraat waren afwisselend gewoon vervelend en heel gewoon. ’s Ochtends werd één der twee dochters steevast naar Merie den bakker om de hoek gestuurd. In de advocaatstraat had je nog zo een echte warme bakker: één soort pistolets en vijf blekken schalen met koeken. Maar die koeken vind je dezer dagen niet meer. Met pap en chocolade, of met pap en poedersuiker, met rozijnen, appeltjes, of confituur. Als je niet om tien uur daar was, had je pech, uitverkocht. Merie jeremiëerde dan steevast hetzelfde liedje: “dat is toch niet te geloven, den ene keer blijf je met de helft zitten en den andere keer zijn we om acht uur uitverkocht”. Heb nog enkel met confituur. Dan droop je onderdanig af met een wit papieren zaksken met koeken met confituur en enkele knapperige witte pistolets die bijna het formaat van een klein brood hadden.

Er stond in de living een fifties radio: bruine bak met een soort linnen raam en enkele druktoetsen. De intro van het operaprogramma dat elke zondag werd uitgezonden kan ik zo nog horen. Het is van een bekende opera aria. Helaas is mijn kennis van de titels onbestaande, zodat ik u enkel in tekst het volgende als deuntje kan meegeven: “maaj lief diejei e noomaschien en zeiged late zien zien zien, zien, zien pomp om pomp om pom”. In dat programma hoorde je dan Rudolf Schock kwelen. Operettes waren toen zeer in de mode en mijn vader demonstreerde telkens weer zijn zangkunde. Zijns inziens had hij in Duitsland tijdens den oorlog zijn roeping gemist. Natuurlijk zong hij beter dan alte Rudolf.

En dan naar de mis van half twaalf. Traditioneel kregen we onze haute couture pakjes aan, het schrijden door de middengang van de kerk werd meer als een fifties catwalk beschouwd. Je kreeg derhalve telkens rond Pasen nieuwe outfits “zondagse kleren”. Dat was een speciaal ensemble voor Palmzondag en nog een ander pakje voor Pasen. Die kleren werden dan telkens enkel voor de mis gedragen. Vervelender animatie dan een mis bestaat niet. Oeverloos gezang, gezwam, monotone preken waar je geen bal van verstond. Elke zondag weer. En dan opnieuw: “heb je me gezien?” na de mis. Op de hoek van de grote markt had je dan ook een kleine bakker, dit is nu een bloemenwinkel. Daar werd dan de patisserie voor ’s namiddags gehaald: een zwaantje, een éclair, een marsepeintje.
En dan ja, als we dan toch eens in de Sint Pieterstraat toefden, recht naar de chiro. Om twee uur: commotie in straat. De fanfare op weg naar het veld: retteketet tmuziek is hier! Nonkel Jules van café Den Beer in het kerkleintje voorop.
Dan voelde je de spanning stijgen. Onze pa ging steevast naar Boom voetbal kijken met zijn maten. Zijn uur van thuiskomst en staat van bevinding waren voorspelbaar. Na de chiro thuis begon dan het wekelijkse opdraaien van ons ma. Om vijf uur was de voetbal “uit” en zag je drommen mannen onze straat passeren. Het veld was toen op de “zandplein” om de hoek. Zes uur, zeven uur. Daartegen was de hysterie in ons huis normaal en wisten we wat er ging komen: vlammenden ambras, dagen beeld zonder klank.


En dan werd het maandag en was het weer school….

7.8.06

Aan mijn medewens:

Liefste wens
gij zijt een god
en soms zo zot
en soms zo zuur
en op den duur
en op de daken van 't geluk
vielt gij soms stuk
en op de grond
en door de lucht
zo gans in 't rond
als waart ge 'n zucht
niet meer dan dat
't ware genoeg
voor 't lege vat
dat in de kroeg
zijn leed
heeft vastgepakt
en uitgezweet
Mijn diepste wens
gij zijt een god
en soms een mens.

dyormentia's eerste stappen

In Dyor schuilt een bepaalde macht

De kosmos poogt deze te breken
daar ze een bedreiging inhoudt voor het hele universele machtssysteem

want deze macht beschikt over de kracht het universum te herscheppen naar andere waarden en normen

Degene die de wereld schiep is spoorloos


waar eens een ras jong en sterk was

zien we ze nu gebroken en oud

waar eens een vijand was, zien we nu bondgenoten


het conflikt tussen plicht en vrijheid

tussen het conservatieve en het progressieve

en dat de waarheid in zijn afwezigheid je niet helpt bij momenten waar keuzes moeten gemaakt worden

een vloeiende beweging kan lichtjaren overbruggen

tussen gisteren en vandaag schult de geboorte en de ondergang van een wereld.

De geboorte van hoop, voor zij die blijven geloven

En het overwinnen van de vijand, die deze vreest.

Dyor is onwetend en wordt nogmaals bedreigd

Zij die weten en zij die voelen, zullen samenkomen

Om het tij te doen keren

De waarheid ligt opgeschreven in het verleden

En in die enkelen die nog leven en weten

De queeste naar het Hart van Dyor kan beginnen

tijden van weleer deel 1

Door de straten galmt in de verte het gezellige tumult van een kroeg.
De straten met al zijn drassige plassen liggen er maar verlaten bij. Zo vind ook poes minoes van Scheve Jan die over Bernadette met de gouden tand woont.
Er is een feestje bezig in de kroeg waar iedereen van houdt, bij de rosse gilbert is't hek vaker van de dam, zoals vandaag .
Louis gaf een ronde omdat hij een goei paard had op de kop getikt op de varkensmarkt in Boemerskonte. Louis kennende ging er vanavond veel bier en wittekes geschonken worden. Willeke mus was aan't accordeon spelen en Betty Taloor zat onnozel te doen op den toog, zwierend met haar armen en met blozende kaken en een gat in haar tanden te gillen van jolijt.
Fonske tuba speelde op zijn trompet, meer scheef dan juist, zijn klak over zijn ogen getrokken.De wippers staakten hun spel na een hevig intens duel waar de frangen van hot naar her werden gegokt, om te eindigen bij Vikske de Stroper.
Vikske was nen joviale gast, had zich afgeschermd van het feest, maar liet zich nu gewillig meevoeren op de betere basklanken van den Ouwen Ol zijn tuba.
Iedereen had een stuk in zijn voeten, er werd nog gezongen en gekust. Den bakker had rap nog wa brookes binnengesmeten, alsook de verschijning van't koersend manneke was heel fijn om te ervaren, daar hij goei nieuws meebracht van de geboorte van Mies vierde dochterke. Het duurde even eer Den Albert zijn kweik stil hield van al zijn honderden zelfgeschreven serenades waarin het streeknieuws uitvoerig aan bod kwam. Het nieuws werd happig onthaald en't manneke werd zijn eerste pint voorgeschoteld hoog op den toog naast zotte Taloor, die in zijn kaken zat te wringen.
de volgende dag zou het voetbal zijn.