dyor proloog
de zon leek eveneens moe, groot en rood.. laag hing zij over het land, de bergen grauwbeige kleurend..
voor zij die meer voelden dan zagen, was er een zwakke nuance aanwezig van grootsheid, van wat was en wat zou kunnen komen.. de strijd is beslecht en gestreden , doch nog niet helemaal.
hier en daar sluipt een oude figuur rond, eenzaam en gebogen. Ze houden zich afzijdig van de anderen, zijn als de wereld: oud en gebroken. De meest overlevenden merken niets van de buitenwereld, genesteld tegen hun vuren.
Zij hebben de verhalen gehoord van hun voorvaderen, verhalen van strijd en vernieling, het vuur van oorlog en haat. De liefde is nog onder hen, maar heel zwak. bevroren, als wachtende op ontdooiing.
verder vliegen we. door bergen en kale vlakten, her zien we tekenen van leven. dieren en wezens, als schaduwen tegen de rotsen genesteld. bang voor de lucht.
enkele ruige mannen kijken op, zijn hun moed nog niet kwijt en blijven de hemelen uitdagen, alsof het hun natuur is om dit te doen. Ze zijn verdrietig en verloren.
De bomen kraken dor, velen sterven en steeds minder worden groter dan zij die vergaan.
Het land is moe, en wacht.. op zijn einde.
voorbij een berg, een beek , een dorp. Het is avond.
twee mensen zitten tegen elkaar genesteld. Weg van de anderen zitten zij te dromen. De visioenen die ze krijgen zijn sterker dan ooit , nu het kind dat in hen groeit bijna geboren zal worden. Zij zijn droef, maar ook zielsgelukkig. Hoop groeit in hen.
Hun dorp ligt op de voet van een berg. De huizen zijn wit, tegen elkaar genesteld. Vele dieren grazen in aanliggende weien, de oogst was uitzonderlijk dit jaar. Vele naburige stammen zijn hier komen wonen om te delen in de weelde. Voorzichtig, wordt er gelachen.
Boven hen, in de lucht , voorbij de kleurige avondschemering loeren kwade ogen gretig naar benee. In hun kolossale constructies tastten hun geesten de wereld af , op zoek naar een vorm van oppositie. Sterk zijn zij geworden. Vele vijanden hebben zij doen buigen, maar hun grootste angst huist nog steeds daar beneden. De machten van dyor zijn doorheen de jaren gebroken en uiteen getrokken. De Algaidir en de Balans kunnen elk moment neerdalen en alles verwoesten. Zoals ze lang geleden hebben gepoogd. Maar steeds weer was er die macht, die hen tegen de grond duwde, zij die almachtig dienden te zijn en alwetend, kinderen van deze planeet zelve, zij zouden moeten weten. Maar ze wisten niet alles, tegenstand kwam uit een klein hoekje, meermaals hen dwingend zich te verwijderen van de planeet.
Een krijger voelde iets, hield zich afzijdig van zijn broeders, nestelde zich in zijn eigen vertrekken.. hij zou de eerste zijn om neer te dalen en de nieuwe bedreiging gevangen te nemen en mee te nemen naar hun kant. Ze zouden niet nog eens de fout maken haar te laten ontglippen. Deze keer moesten ze ze levend vangen.
En snel, want haar aanwezigheid zouden de vijanden wakker schudden en samenbrengen. Men wist niet genoeg van de mensen van nu om hen te onderschatten.
De wereld was al eens gebroken, maar de mens had zich voldoende hersteld. alsook de vele anderen die de planeet bewandelden. diep spritueel moest de vijand graven om het ware gelaat van de oppositie naar boven te krijgen, en het voorgoed te elimineren. De Balans wilde de vernietiging ervan, de Algaidir wilde de controle erover. Hun broeders die gebleven waren zijn nu quasi uitgestorven, enkelen bleven nog rondzwerven en bezaten nog voldoende gaven en magie om de nakomelingen te leiden.
Het was voor iedereen zoeken naar de steeds ontglippende waarheid omtrent deze wereld. zelfs voor zijn eigen kinderen geboren uit haar vuur en magie, om haar te dienen.. Wie stond aan de drempel van de creatie ervan? Wat was zijn doel. Vijand noch vriend wist het.. Men moest zoeken in de archieven, delven onder de aarde, ginds gaan en delven. niet doden. Zo was zijn mening. maar zolang er de kans bestond dat haar magie kon ontluiken hadden ze geen vaste bodem.
Ver beneden, werd een kind geboren..
En alles kwam in beweging..