13.2.10

of soms

Of soms was er eens ineens iemand
Met een kaars
In zijn hand
Zijn linkerhand
Want hij was links
En s avonds was hij rechts
En rechtdoor
Vooral dat laatste
Hij hield niet van kromme lijnen
Maar wel van stippels
Stippelende stippen

Daar hield hij van
Zoals hij van de geur van een ooievaarsbloem kon houden
Als die ontluikte
Of voorbijvloog

Meestal vloog er slechts weer voorbij
Samen met minuten
Maar dagen, nee
Die bleven stilstaan
Zo stil dat je je er niet eens op kon concentreren
Zo stilletjes waren ze
Geworden
Van zijn eenzaamheid
Ze durfden hem niet wakker schudden
En zeker niet met een emmer water passeren voor zijn deur
Nee, dat waren ze niet van plan
Maar stilletjes hoopten ze wel op goeie weersverwachtingen
Met bakken zon
Waar dat ge pannenkoeken in kon bakken
Zodat hij zijn ei kwijt kon
Al was het maar in het deeg
Beter daar dan ergens anders

11.2.10

een man

De man die niet wist dat hij een man was vertrok op reis
Hij kwam een vrouw tegen en kwam tot het volgende besluit:
Hij was beslist geen vrouw.