Over de klopjacht op de volgers van de oude wetten
hij keek toe hoe de gevaarlijke mannen een dreun verkochtten aan de dappere jongen , die poogde te ontsnappen. Als een schunnig dier dook hij laaggebukt tussne het gebladerte, en tastte af wat er gebeurde. de mannen waren kil en zonder genade, maar konden niet op tegen de levenslust van de kleine jongen precies. Die spartelde en wroette zich een weg door het zand schoppend en slaand. Hij bloedde. Langzaam sijpelde z'n leven weg. Hij schreeuwde om hulp. Die kwam niet.
Hij keen naar de lichten boven hem, de bladeren.. zag z'n laatste adem verdwijnen.. als een wolkje marsepein. De 2 zwarte schimmen bewogen weg , op zoek naar nieuwe slachtoffers. Het boss leek zich te omsluiten om zijn lichaam. Net voor hij verdween in het groene niets zag hij nog 1 keer een gezicht. het keek hem aan en gaf hem vleugels.
De persoon die toekeek had de ziel van de jongen een weg gegeven naar de grote energiestroom, hij zou het op z'n eentje niet gehaald hebben. Hij was groot met een lange staart die op zijn borst rustte. Een bruine lange mantel maakte hem onzichtbaar voor alle ogen. En hij keek, voelde zag dingen die een ander niet zag. Zijn hoofd bleef rustig de lucht in gebogen, ogen gesloten.
Zoveel verhalen , zo 'n groot verleden las hij in de dingen rondom. Maar hij kon geen aanwijzing vinden.
Het werd nacht. enkele Droeve gedaanten kwamen de jongen halen , begroeven hem in een tuin, aan een huis met een waterrad.
verderop, brandden felle vuren en schaarden vele kerels zich errond. Hun stemmen waren kil en bijna binnensmonds, alsof ze de lucht de woorden niet gunden.
Enkele pijlen floten uit de bomen. 2 mannen gingen neer. Een toeter blaasde.
De jager was al verdwenen. Hij zou de volgende dag opgejaagd worden.
Zoizo.
De gedaante met de staart volgde, zoals altijd, in aller voetsporen. En soms in zijn zog dan weer. allerlei gevleugelde zielen.
Een gewoon mens had hem graag zien verschijnen, als een redder in nood. Maar die zou niets begrijpen van zijn oorsprong of zijn dolen.
Een schreeuw ging door de bomen. De pijl trof een laatste doelwit.
Hij keen naar de lichten boven hem, de bladeren.. zag z'n laatste adem verdwijnen.. als een wolkje marsepein. De 2 zwarte schimmen bewogen weg , op zoek naar nieuwe slachtoffers. Het boss leek zich te omsluiten om zijn lichaam. Net voor hij verdween in het groene niets zag hij nog 1 keer een gezicht. het keek hem aan en gaf hem vleugels.
De persoon die toekeek had de ziel van de jongen een weg gegeven naar de grote energiestroom, hij zou het op z'n eentje niet gehaald hebben. Hij was groot met een lange staart die op zijn borst rustte. Een bruine lange mantel maakte hem onzichtbaar voor alle ogen. En hij keek, voelde zag dingen die een ander niet zag. Zijn hoofd bleef rustig de lucht in gebogen, ogen gesloten.
Zoveel verhalen , zo 'n groot verleden las hij in de dingen rondom. Maar hij kon geen aanwijzing vinden.
Het werd nacht. enkele Droeve gedaanten kwamen de jongen halen , begroeven hem in een tuin, aan een huis met een waterrad.
verderop, brandden felle vuren en schaarden vele kerels zich errond. Hun stemmen waren kil en bijna binnensmonds, alsof ze de lucht de woorden niet gunden.
Enkele pijlen floten uit de bomen. 2 mannen gingen neer. Een toeter blaasde.
De jager was al verdwenen. Hij zou de volgende dag opgejaagd worden.
Zoizo.
De gedaante met de staart volgde, zoals altijd, in aller voetsporen. En soms in zijn zog dan weer. allerlei gevleugelde zielen.
Een gewoon mens had hem graag zien verschijnen, als een redder in nood. Maar die zou niets begrijpen van zijn oorsprong of zijn dolen.
Een schreeuw ging door de bomen. De pijl trof een laatste doelwit.