24.6.09

Over de klopjacht op de volgers van de oude wetten

hij keek toe hoe de gevaarlijke mannen een dreun verkochtten aan de dappere jongen , die poogde te ontsnappen. Als een schunnig dier dook hij laaggebukt tussne het gebladerte, en tastte af wat er gebeurde. de mannen waren kil en zonder genade, maar konden niet op tegen de levenslust van de kleine jongen precies. Die spartelde en wroette zich een weg door het zand schoppend en slaand. Hij bloedde. Langzaam sijpelde z'n leven weg. Hij schreeuwde om hulp. Die kwam niet.
Hij keen naar de lichten boven hem, de bladeren.. zag z'n laatste adem verdwijnen.. als een wolkje marsepein. De 2 zwarte schimmen bewogen weg , op zoek naar nieuwe slachtoffers. Het boss leek zich te omsluiten om zijn lichaam. Net voor hij verdween in het groene niets zag hij nog 1 keer een gezicht. het keek hem aan en gaf hem vleugels.
De persoon die toekeek had de ziel van de jongen een weg gegeven naar de grote energiestroom, hij zou het op z'n eentje niet gehaald hebben. Hij was groot met een lange staart die op zijn borst rustte. Een bruine lange mantel maakte hem onzichtbaar voor alle ogen. En hij keek, voelde zag dingen die een ander niet zag. Zijn hoofd bleef rustig de lucht in gebogen, ogen gesloten.
Zoveel verhalen , zo 'n groot verleden las hij in de dingen rondom. Maar hij kon geen aanwijzing vinden.
Het werd nacht. enkele Droeve gedaanten kwamen de jongen halen , begroeven hem in een tuin, aan een huis met een waterrad.

verderop, brandden felle vuren en schaarden vele kerels zich errond. Hun stemmen waren kil en bijna binnensmonds, alsof ze de lucht de woorden niet gunden.

Enkele pijlen floten uit de bomen. 2 mannen gingen neer. Een toeter blaasde.
De jager was al verdwenen. Hij zou de volgende dag opgejaagd worden.
Zoizo.
De gedaante met de staart volgde, zoals altijd, in aller voetsporen. En soms in zijn zog dan weer. allerlei gevleugelde zielen.
Een gewoon mens had hem graag zien verschijnen, als een redder in nood. Maar die zou niets begrijpen van zijn oorsprong of zijn dolen.
Een schreeuw ging door de bomen. De pijl trof een laatste doelwit.

de bestelling bleef uit

Adem je? Kijk maar. Hier kunnen we elkaar ontmoeten. In deze kleine, witte kamer. geen vrees natuurlijk. We zijn een beetje dezelfde. gaat het een beetje daarboven? Ja , dit is maar een droom. Ik heb je gemist. Dit kan de laatste keer zijn dat we elkaar zien. Zo voel ik het toch.
Wat ik wil zeggen is dat we een missie hebben waar je geen acht op hoeft te hebben. Je verstaat me misschien niet goed, omdat je jong bent.
8 jaar? de tijd vliegt, zeker als je teveel nadenkt. Ik vraag me veel af, teveel. Niemand begrijpt dat en da's begrijpelijk. Jaloers zijn is maar niks. Het knaagt.
Stilte en af en toe een woord vulde de kamer. het was er veilig, heel echt. nu pas,eindelijk.
Niemand anders, ook geen echt besef van tijd. die was hier niet aanwezig. we waren diep genoeg gedoken onder lagen van onbestaande aarde.
een kleine duikboot die niet bewoog. We zouden praten, plannen smeden, fantaseren, een tijdje. En dan.. zouden we vervagen stilaan. Het ga je goed, de dageraad komt eraan.
Lukt het een beetje? Bij mij niet zo. Ik voel me een boeiing die zonder passagiers is neergestort. Nutteloos verderf, weggesmeten essentie. Niet genomen beslissingen. Elke dag. stel je voor dat je op restaurant iets moet kiezen om te eten , maar je weet niet wat. Je zit daar maar met die kaart. De ober tikt z'n potlood, je gezelschap gaat zich vervelend schamen. Je wil zo graag , maar het lukt niet. Ongelofelijk denk je. Ja, ooit dacht ik hetzelfde. De ballon moet ooit landen. En hij moet ook opstijgen, of misschien moet zelfs dat niet. Hij mag gedacht worden, stel u voor. bestel anders een ballon de volgende keer als je niet kan kiezen? Misschien helpt dat.
Wat zeg je? Dat ik voor mezelf moet denken? Ja da's waar.
Af en toe is een beetje hulp welkom, liefst van vertrouwde aard. Ik ga je missen, je bent wat ik nodig heb. Ik zou jouw kiezen maar ik kan niet. De ober is om zeep.

alweer een nacht van mijmeringen alom

Als er in de ruimte een strand zou zijn zou ik daar gaan liggen.
De struik groeide tussen 2 paden. Mijn veters waren geknoopt, dus ik kon lopen.
Ik koos voor de struik, want zoals ik vermoedde was daar een derde weg.
een klein zandweggetje doorheen de heuvels. Het leek een fijne wandeling. Hier en daar een boom en het onbekende van het ongeziene lonkte. Ik zag mezelf weggaan.
Het was een triest vertoon. Gelukkig was het maar een droom, een gedachte.
Oef , dacht ik. Ik heb alles nog. Wat is dan toch zo belangrijk ? Vaag weet ik het niet.
Ondertussen keek ik naar de grond. Telde de mieren rond m'n tenen.
Waar zouden ze wonen?
Onder de grond bruiste het van het leven.
Eigenlijk viel er niets te beleven hierboven, maar ik ben geen mier.
Ik tel m'n vingers.. tien
Er zijn nog mensen met tien vingers, misschien moet ik die meer opzoeken.
Ik vraag me af welke weg naar hen leidt.

9.6.09

van era 1 naar 2

okergroen
zo kleurde zijn schield.
De kleur van secin, samen met zijn oranje. Pars was een beschermer, soms een berg , dan weer een leeuw.
In den beginne was het zijn kracht die de wereld deed overleven tegen de talloze vijanden.
Ze sijpelden binnen in grote getallen.. vlogen met enorme schepen rond de planeet , op jacht naar de hen zo gevreesde weerstand.
Maar Pars was daar, en versloeg hen met een ongeziene furie.
Sindsdien heeft hij nooit z'n waakzaamheid weten zakken, 1 met de planeet.
Wat echter het einde betekende van zijn heerschappij , was zijn eigen woede. Hij vervreemde van het zachte, Maï kroop namelijk in zichzelf lange tijd. Ze voelde alles wat er gebeurde meer en meer als een mislukte poging. Onzichtbare ogen volgden haar overal. Ze was het doelwit van het universum en voelde zich bang.
De koude die daarop volgde luidde een nieuwe era in..
Secin werd geboren.
Maï gaf haar leven, ze was het hart van de planeet zelve en zelf gaf ze toe aan de evolutie der dingen. Samen met Secin kwamen de Algaihir, geboren uit jonge magie, doch broos en onwetend.
De leiding was verdwenen, de 5 Leiders die de planeet hadden geschapen grotendeels verdwenen of tenonder gegaan aan hun eigen waanzin of in de strijd.
De Silvar lieten hun citadels na, zelf waren ze verdwenen.
Niemand kon voorspellen wat er nu gebeuren zou.
Pars was een met de wildernis geworden. Diep vanbinnen wist hij aan welke kant hij stond, maar hij was te chaotisch geworden. Daar waar dieren waren , wild en fel, was hij. Maï , was eerder zijn tegenpool. Het hert , de bomen. Ze probeerde hem te sussen.
Dyormentia bestond uit 1 grote wildernis vol wilde dieren, hoge dikke bomen en hier en daar een mooi glanzend citadel, dat leeg wachtte op nieuwe bewoners.
En die zouden komen.
Ver weg kwam een schip aangevlogen, op zoek naar nieuwe energiebronnen.
Het waren de Laudrum, zij landden aan de toen nog westkant van de planeet, op een groot eiland en aan de langs kuststrook. Voor hen strekte een groene zee zich uit en de belofte van een wereld rijk aan energie. Kaiko was hun leider, en gauw zou hij te maken krijgen met de bewoners.