13.9.10

droom

Hij huilde.
Ik nam hem bij mij.
In de nek,
menigte.

2.9.10

de abdij van modder en manuscripten

de waterput bevond zich enkele meters voorbij de scherpe rotsen, in het kreupel geslagen dorp. de regen maakte het verkoolde hout nog zompiger. Krelis had zijn kar bij , het wiel was hersteld. traag vulde hij de grote kannen. Nog even, hijsen.. hop , weg was hij, bergop.
glibberig kneedden zijn tenen door het modderige pad, opwaarts.
Ik het venster zag Onodyn zijn vriend sjouwen. Hij wist dat Krelis verzwakt was deze winter en hij met zijn laatste krachten verder zwoegde. de kruiken waren heet, klaar om het bad van de abt te vullen. Onodyn verzuchtte hun ellende en ontweek de kwade blik van de toezichter. Hij moest nog vele manuscripten overschrijven.
De abt zat met zijn naakt dik lijf te wachten op het warme water. hij barstte bijna uit de houten kuip. Warm water plonsde neer tussen zijn billen. Gauw werd de schimmelige kamer omgeven door een dikke rook. Onodyn schreef verder. De varkens op het plein verdoezelden het geschreeuw die nacht. zoals altijd. Arme Krelis. De volgende dag was hij verdwenen.