6.3.08

gone baby gone

-papa, papa?
-hm?
-kan jij me beschermen als ik droom?

af en toe word ik met zo'n momenten geconfronteerd. ze snijden door me heen als boter.
daarna is het gedaan. weg
niets blijft over, niets is interessant.
waar hij zit, vraag ik me weinig af. alles wat aan hem, aan hen doet denken doet pijn.
waren er maar meer dromers te beschermen. Waren er maar meer beschermers.

het geluk is altijd aan zij die tevreden het leven weten te delen in al zijn kleuren en facetten.
het zijn er zoveel. waar te beginnen?

de grootste spiegel in de diamant, die je verlamt langs binnen en buiten, is het afscheid.

trial and error

ik kan daarheen gaan, maar doe het niet. het is dag
de tijd knaagt
alsook m'n gedachten
ik zou dat kunnen doen , maar m'n vingers haperen.
waarom niet zo ? ik durf niet.
dan maar dit.
met een hand heb ik het beet, de spanning snijd door m'n aderen.
ik kan en wil niet loslaten, waarheen moet ik ermee?
als ik loslaat, is het voor een ander
als ik vasthoud, dan is het van mij.
misschien is er een manier om te jongleren al die dingen die de zwaartekracht moeten proeven willen ze slagen.
en versteent onze greep tot er enkel puree is.
gooien is vallen, wie vangt op?

vreemd toch hoe elke maand de dingen dan eens beter lijken te gaan, om weer te vervallen in tergende hopeloosheid.
elke seconde kan oplossing bieden, hoe kostbaar is tijd dan niet als je het zo beziet?

de ziener

okkanu droomde van vuur , dode bizons schreeuwende vrouwen. donkere wolken, hij werd wakker onder een boom en een sterrentapijt.

die nacht zou hij terugkeren naar het dorp om zijn visioen met de dorpsoudere te delen.
een week later is okkanu op pad, weg van de mensen.. de bergen in.

jaren later is hij oud en grijs. Kijkt vanuit z'n lege hut naar waar de beren vissen vangen. Ze zijn ongebruikelijk dichtbij. Hij besluit om met hen te gaan praten. De beren negeren okkanu en jagen onverstoord verder. Engelsen in het dal.

ook al droomde hij van hun komst en de vernieling gepaard gaande.
hij leerde ze in vriendschap kennen.
de bomen kraakten niet meer als voordien. alles was vervormd.
De wereld verdween, het leven verhuisde.
Okkanu voelde eindeloze angst, wat vreemd wat vreemd.
Vele Indianen trokken de bergen in en vonden zijn hut leeg.
Hij was verdwenen.

een ander

kom we gaan spelen.
je bent niet m'n zoon, maar ik heb je moeder heel graag. en jij bent ook een toffe knul.
het is ok ,de zon schijnt, ze zien me lopen en spelen, het is fijn zo.
wat vreemd toch dat ik dit beleven kan. door misverstand en nalatigheid laat ik nu andermans kind spelen onder mijn toeziende ogen.
de vader loopt ergens triest te wezen. Hij had hier kunnen staan , in mijn plaats. Maar ze zijn nie tmeer samen, begrijpelijk na wat die allemaal heeft misdaan.
Ik begrijp haar volkomen.
zie hem spelen. ik zal maar afwachten en beloond worden met haar lieve glimlach straks.

dju

ik ga me verdiepen in juiste gedachten. In de waarheid voelen, ik ga ademen en nadenken, de zon begroeten met zoekende handen. Ze zijn rauwer als voordien, ik word ouder.
Mensen zijn rijkdom. hoe lang heb ik deze kennis verloochend? te lang. de kern is me vergeten, negeert me en doorboort me met een andere soort waarheid, de harde.
de harde voelen is een ware implosie.
wat blijft rechtstaan, wat valt er. is het te bepalen wat je los kan laten? wie je bent? ben je nog wel dezelfde als voordien?
ik heb me vergist met wachten, wij zijn geen bomen. het is altijd een dag te laat.
te laat
alweer.
laat maar