wind alom
hard snijdt de wind door mantel en steen. verweerde rotsen vegruizelen tot een grote steeds bewegende kolkende windmassa. De zon, groot en rood, straalt als dood de stervende aarde tegemoet.
de man zet z'n stok neer aan een steen, die ooit een muur vormde. rondom hem liggen ze verspreid, de sporen van een vergane stad.
Hij loopt rond, zoekend, speurend naar een teken van weleer.
hier en daar ligt een pilaar, die een gebouw ondersteunden. plots ziet hij een figuur op een ingebeeld balkon staan , zij wuift in de verte, in een andere tijd.
kinderen plonzen naast zijn voeten in een kleine rivier. achter elke hoek, elke steen, ziet hij een visioen van oude tijden.
Toen leefde hier een volk, sterk en bezield, een met wereld. Zij heersten over groen velden, diepe zeeën , hoge bergen en verre nog niet ontdekte regionen. Zij waren de enigen die hier leefden. Ze waren gelukkig.
Het gelach stopt.. een schreeuw, nog een. Oorlog en verraad doen hun iintrede in de geschiedenis. Dit volk dat alles bleek te hebben om gelukkig te wezen en voorspoedig, ook zij ontgaan de dans van het verval niet. De angst groeit , het niets vreet gestaag aan de zielen en aan het wezenlijke.. een man houdt een vrouw vast, rond hem vele gedaanten die hun toevlucht zoeken elders.. maar die bleek nergens te zijn.
De reiziger zit lang te denken. Was het allemaal zijn schuld? Was deze wereld zoals velen dan toch gedoemd om te vergaan. Was al zijn streven dan onterecht? Had hij zijn idealen verraden? Schuld trof hem diep, dieper nu hij alleen was. En toch , ondanks de realiteit, ondanks alle wanhoop en het verderf, voelt hij een aanwezigheid in het diepst van de wereld, die hem toefluistert.
Maar net als de vele windvlagen , zijn ze vaag en begrijpt hij ze niet.. meer. Misschien is er toch nog hoop, kan het tij keren?
Hij sluit zijn ogen, voelt zich even weer zoals weleer. trots en vol idealen. Het was een mooie tijd. terug leidt zijn pad, weg van de ruine, weg van daar waar eens een machtige berg stond. De zon , bijna op z'n einde nam het hele firmament in beslag..
gauw zou alles tot stof vergaan zijn. of is er nog een optie?
de man zet z'n stok neer aan een steen, die ooit een muur vormde. rondom hem liggen ze verspreid, de sporen van een vergane stad.
Hij loopt rond, zoekend, speurend naar een teken van weleer.
hier en daar ligt een pilaar, die een gebouw ondersteunden. plots ziet hij een figuur op een ingebeeld balkon staan , zij wuift in de verte, in een andere tijd.
kinderen plonzen naast zijn voeten in een kleine rivier. achter elke hoek, elke steen, ziet hij een visioen van oude tijden.
Toen leefde hier een volk, sterk en bezield, een met wereld. Zij heersten over groen velden, diepe zeeën , hoge bergen en verre nog niet ontdekte regionen. Zij waren de enigen die hier leefden. Ze waren gelukkig.
Het gelach stopt.. een schreeuw, nog een. Oorlog en verraad doen hun iintrede in de geschiedenis. Dit volk dat alles bleek te hebben om gelukkig te wezen en voorspoedig, ook zij ontgaan de dans van het verval niet. De angst groeit , het niets vreet gestaag aan de zielen en aan het wezenlijke.. een man houdt een vrouw vast, rond hem vele gedaanten die hun toevlucht zoeken elders.. maar die bleek nergens te zijn.
De reiziger zit lang te denken. Was het allemaal zijn schuld? Was deze wereld zoals velen dan toch gedoemd om te vergaan. Was al zijn streven dan onterecht? Had hij zijn idealen verraden? Schuld trof hem diep, dieper nu hij alleen was. En toch , ondanks de realiteit, ondanks alle wanhoop en het verderf, voelt hij een aanwezigheid in het diepst van de wereld, die hem toefluistert.
Maar net als de vele windvlagen , zijn ze vaag en begrijpt hij ze niet.. meer. Misschien is er toch nog hoop, kan het tij keren?
Hij sluit zijn ogen, voelt zich even weer zoals weleer. trots en vol idealen. Het was een mooie tijd. terug leidt zijn pad, weg van de ruine, weg van daar waar eens een machtige berg stond. De zon , bijna op z'n einde nam het hele firmament in beslag..
gauw zou alles tot stof vergaan zijn. of is er nog een optie?